2020-10-30 20:42:51 | Groene en zelfstandige Hoogovens – is dat mogelijk?

[ad_1]

Het is een beetje alsof je de jaren vijftig binnenloopt. Wie bij Tata Steel IJmuiden door de hoofdingang het terrein betreedt, leest in enigszins vervaagde gouden letters: „Koninklijke Hoogovens”. Het staat er nog altijd, op de gevel van het naoorlogse monumentale poortgebouw van architect Willem Dudok. Alsof hier, ruim een eeuw na de oprichting in 1918, nog altijd een zelfstandige Nederlandse staalfabriek staat. Alsof de Hoogovens nooit zijn gefuseerd met British Steel, wat in 1999 gebeurde. En alsof dat bedrijf in 2007 nooit op een veiling is gekocht door het Indiase Tata Steel.

Maar zo ging het wél, en de tijd dat Nederland een eigen staalbedrijf had is voorgoed voorbij. Nietwaar?

Een groep van acht prominente economen en ex-Hoogovensdirecteuren denkt hier anders over. Sinds afgelopen maart hebben zij gewerkt aan een plan om een van Nederlands grootste fabrieken weer zelfstandig te laten opereren. Volgens hen garandeert alleen een onafhankelijke fabriek, waar ook de Nederlandse overheid in participeert, een goede en groene toekomst voor ‘IJmuiden’. De afgelopen twintig jaar, waarin de fabriek deel uitmaakte van verschillende grote staalbedrijven, zijn volgens de club weinig succesvol gebleken.

Volgens de werkgroep is het logisch om te kijken naar een alternatieve toekomst

Het ‘Strategisch plan 2020-2050’, bijna klaar en bekend bij NRC, telt vijftig pagina’s en is de nieuwste bijdrage aan een discussie over de positie van ‘IJmuiden’ in het Nederlandse economische landschap. De Europese staalsector verkeert in crisis, en bij de fabriek (9.000 werknemers) heerst al langer onvrede over eigenaar Tata. Personeel en de Nederlandse directie menen dat die de winsten uit het relatief goed draaiende IJmuiden vooral gebruikt om de noodlijdende Britse Tata-fabriek overeind te houden. In de Nederlandse fabriek, die overigens geen winstbelasting betaalt, zou niet voldoende geïnvesteerd worden. En de Nederlandse directeur Theo Henrar is voor de zomer ten onrechte weggestuurd door de Europese directie, is het idee. Tata zelf ontkent dit en zegt juist flink geïnvesteerd te hebben in IJmuiden.

Van de invloedrijke FNV-bestuurder voor Tata Steel, Roel Berghuis – broer van werkgroeplid Jan – is al langer bekend dat hij weinig ziet in de huidige eigenaar. Net als de PvdA in de Kamer wil hij dat het kabinet serieus kijkt naar staatsdeelname, helemaal nu geruchten aanzwellen dat Tata van de Europese bezittingen af wil (iets wat het bedrijf zelf ontkent). Alleen zo kan de fabriek voldoende innoveren, werkgelegenheid garanderen en serieus werken aan CO2-reductie. Tata Steel IJmuiden is de grootste industriële uitstoter van Nederland, en staat voor een enorme verduurzamingsopgave.

Nu krijgt dat debat een nieuwe wending. Hoe zou zo’n zelfstandige fabriek eruit moeten zien – ervan uitgaande dat Tata wil verkopen? En is zo’n plan haalbaar? In de staalwereld bestaan daar verschillende visies op; al decennia is sprake van consolidatie, kleinere fabrieken worden steeds zeldzamer.

‘Niet meer dan logisch’

Piet Joustra, die in de jaren negentig een onderdeel van de fabriek in IJmuiden leidde, is initiatiefnemer en voorzitter van de werkgroep. Telefonisch zet hij uiteen waar het plan om draait: „Eigenlijk is het niet zo heel erg ingewikkeld.” Volgens de werkgroep is het logisch om te kijken naar een alternatieve toekomst voor de fabriek. Een fusie met het Duitse Hoesch (1972) werd later ontbonden. De fusie met British Steel (1999) werd geen groot succes, en ook onder Tata loopt het niet lekker. Het laatste jaar is zelfs ronduit sprake van ruzie. NRC berichtte eerder al over conflicten tussen de Europese directie van Tata Steel en de Nederlandse commissarissen over het gevoerde beleid. Joustra: „Het is nu niet te veel gevraagd om te kijken: kunnen we dit niet eens anders doen?”

Volgens de werkgroep moet IJmuiden zelf over investeringen en klimaatplannen kunnen beslissen. Dat gaat sneller, en investeringsbedragen en -plannen zijn dan niet afhankelijk van afwegingen binnen een groot beursgenoteerd concern, waar uitsluitend winstgevendheid telt. Zo richt Tata zich nu meer op de groeiende staalmarkt in India, en minder op Europa.

Dáár komen de spanningen van de laatste jaren volgens de werkgroep vandaan. De sector vergt een lange adem en forse investeringen – die langzaam renderen. Daar moet je wel zin in hebben. Joustra: „Dat is misgegaan in het Verenigd Koninkrijk en in de Verenigde Staten, waar de staalindustrie het nu heel zwaar heeft.”

De werkgroep acht één of meer eigenaren nodig, die er duidelijk voor de langere termijn in zitten – ook om het vertrouwen tussen alle betrokkenen te herstellen. De overheid, pas twintig jaar geen aandeelhouder meer, wordt nadrukkelijk genoemd. De werkgroep ziet het liefst publiek-private samenwerking, waarbij de nieuwe eigenaren voor 2,5 miljard euro het complex kopen.

Is dat bedrag niet erg groot? Valt mee, vindt Joustra: het plan past precies in het Groeifonds – ook bekend als het ‘Wopke-Wiebes-fonds’ – met miljarden voor projecten die leiden tot economische groei. En het kabinet hoeft het niet per se allemaal op te hoesten: samenwerking is denkbaar met een pensioenfonds, of een ander staalbedrijf – als maar duidelijk wordt vastgelegd dat IJmuiden een hoge mate van zelfstandigheid behoudt. De werkgroep zelf denkt vooral aan een consortium uit de Nederlandse maakindustrie. Er zouden al bedrijven zijn die daar misschien wel wat in zien.

Wat als zich een kortetermijninvesteerder aandient? Joustra: „Private equity zal op dit moment z’n neus ervoor ophalen, denken wij.” Daar is de staalmarkt te onaantrekkelijk voor.

Blijft de vraag waarom de overheid zou meedoen. De werkgroep ziet genoeg redenen: dit is ook in het belang van het land, aangezien de fabriek één van de grootste werkgevers is. De Tweede Kamer stemde daarom dit jaar ook al in met een motie van de PvdA om IJmuiden eventueel met ‘onconventionele middelen’ te helpen. Dat is geheel in lijn met andere recente interventies van overheden, ook de Nederlandse, in de economie.

IJmuiden voldoet op het eerste gezicht aan de criteria van Economische Zaken en Klimaat voor directe staatssteun, waar ook scheepsbouwer IHC en KLM aan moesten voldoen. Het bedrijf is een spil in een netwerk van toeleveranciers en klanten, en verantwoordelijk voor substantiële werkgelegenheid.


Lees ook: Bij het hybride staatbedrijf is de reddende engel de baas

Belangrijker is misschien nog dat het Rijk als eigenaar veel meer greep heeft op de verduurzaming van de fabriek, ook een belangrijk Europees doel. De werkgroep vermoedt dat het alleen lukt een koper te vinden als de overheid de opbrengsten van een CO2-heffing investeert in de vergroening van het bedrijf. Met zo’n heffing is winstgevende exploitatie anders niet mogelijk.

Op die manier krijgt de overheid vergaande zeggenschap over de vergroening van ’s lands superuitstoter. De huidige plannen hiervoor van Tata, zoals de Hisarna-proeffabriek doorontwikkelen en voorlopige opslag van CO2 onder de Noordzee, zijn volgens de werkgroep te weinig ambitieus en niet bewezen succesvol. Joustra: „De tijd van plannen bespreken en proeffabrieken bouwen is wel voorbij.”

De werkgroep wijst op een recent rapport van McKinsey over de staalsector dat de opslag van CO2 onvoldoende ontwikkeld noemt. Tata betwist dat overigens. Net als McKinsey wil de werkgroep liever inzetten op ‘direct reduced iron’: een ander soort hoogoven die veel minder CO2 uitstoot en op sommige plekken al draait. Joustra: „Die kan vandaag besteld worden.”

De werkgroep erkent dat een onafhankelijk IJmuiden in eerste instantie banen kost. „Er is de afgelopen tijd ontzettend veel overhead gekomen”, zegt Joustra. Gaat de fabriek op eigen houtje verder, dan vervallen die functies – vermoedelijk enkele honderden. Daarna voorziet de werkgroep banengroei, door op het terrein een complex van bedrijven te huisvesten die 3D-printen met staal. Inderdaad, dat klinkt als toekomstmuziek, zegt zelfstandig productontwikkelaar Jan Witte, die ook in de werkgroep zit. „Maar wij denken dat dit groot kan worden in de komende tien jaar. In de kunststofindustrie krijgt deze techniek al enig volume, in de staalindustrie beginnen we nu.” Volgens hem is al een brug van staal geprint.

Staalbedrijven worden juist gróter

De haalbaarheid van het plan inschatten hangt voor een groot deel af van hoe je naar de staalmarkt kijkt. Daar speelt al lang de vraag: wat is de levensvatbaarheid van een kleine fabriek? Een zelfstandig IJmuiden gaat tegen de trend in: staalbedrijven worden juist steeds groter. Verschillende analisten van onder meer zakenbanken met wie NRC sprak, zien consolidatie als een noodzakelijk proces. Zij willen niet met naam in de krant, soms omdat ze de situatie bij Tata Steel van dichtbij kennen en daar niet over mogen praten.

Staal maken kent volgens hen buitengewoon lage marges, en elke kostenbesparing telt daarbij. ArcelorMittal groeide de afgelopen decennia niet voor niets uit tot een concern met bijna 200.000 werknemers. Met die omvang heb je meer marktmacht, tegenover grondstofleverancier en klant. Wel zo handig als je zaken doet met de grote jongens uit de auto-industrie.

Kleine staalbedrijven kunnen volgens de analisten alleen overleven als ze zich vergaand specialiseren en zeer hoogwaardig staal maken. Kijk naar het Oostenrijkse Voestalpine, de Europese poster boy van de staalindustrie, dat bijvoorbeeld bijzonder goed is in langwerpig spoorwegstaal. Een stuk staal van 130 meter zal op de gewone burger weinig indruk maken, maar de harten van staalkenners gaan er sneller van kloppen.

IJmuiden behoort volgens staalkenners tot de absolute top van Europa. Maar het staal is geen ‘nichestaal’. Zelfstandig zou de fabriek het volgens hen door schaalnadelen op de lange termijn toch lastig kunnen krijgen. Verschillende functies die nu voor lagere lonen worden uitgevoerd in Azië (zoals inkoop), moeten dan bijvoorbeeld terugkomen naar Nederland. IJmuiden zou het alleen kunnen redden als er fors geïnvesteerd wordt in de fabricage van supergoed staal.

De werkgroep is juist sceptisch over de noodzaak van fusies en overnames op de staalmarkt. Emeritus hoogleraar Hans Schenk deed jaren onderzoek naar het onderwerp in relatie tot de staalwereld, en meent dat het belang van consolidatie overschat is. Het mag in veel kringen worden geadviseerd, maar berust op tunnelvisie, vindt hij, niet op bewijs. „Het is niet voor niets dat veel, vooral grote, fusies mislukken. De synergie ontbreekt in de praktijk.”


Lees ook: De mannen die strijden over het lot van Tata

Volgens Schenk blijkt uit onderzoek dat een bedrijf dat 5 miljoen tot 15 miljoen ton staal per jaar produceert, op de markt prima kan presteren: bij zo’n bedrijf vindt de productie het meest efficiënt plaats. IJmuiden zit op 7 miljoen ton.

Vaak worden de grote bedrijven volgens Schenk in de praktijk gewoon gerund als een verzameling regionale bedrijven. En juist dan treden schaalnádelen op, zoals de logheid van een gecentraliseerde organisatie. „Zo’n ArcelorMittal is gewoon niet aan te sturen.”

Is dat geen verouderde visie op de markt? „De technologische ontwikkeling is de afgelopen decennia echt niet méér pro-schaal geworden. Integendeel, vaak maken nieuwe ontwikkelingen juist productie op kleinere schaal mogelijk.”

Daar komt bij dat het bedrijf in het plan van de werkgroep elk jaar 150 miljoen euro uit de winst opnieuw investeert om de concurrentiepositie te verbeteren. Ook de nieuwe, groene hoogovens komen uit deze post. En een winst van 500 miljoen per jaar is haalbaar, schatten de plannenmakers, op basis van eerdere prestaties van IJmuiden en eigen berekeningen. Dan moet na de coronacrisis de markt wel aantrekken.

Joustra: „Interventie van de overheid is eerder cruciaal geweest, toen ze na de Tweede Wereldoorlog de Breedband [een belangrijk onderdeel van de Hoogovens] oprichtte. Hopelijk nemen de overheid en het bedrijf nu weer de juiste afslag.”

[ad_2]

[sc name=”link-naar-bron” sourcelink=https://www.nrc.nl/nieuws/2020/10/30/kan-de-staalfabriek-in-ijmuiden-zelfstandig-zijn-economen-en-oud-directeuren-denken-van-wel-a4018127]

[sc name=”bronvermelding”]

Leave a Reply